Ondanks de gekke weken voor vertrek en het peentjes zweten op Schiphol omdat ik blijkbaar moest kunnen aantonen dat ik Lima binnen bepaalde tijd weer zou verlaten, stap ik dan toch het vliegtuig in. Het voelt allemaal heel onwerkelijk, nu ga ik dan echt alleen. Vanuit het vliegtuig zie ik een besneeuwd New York. Een eilandje, een skyline. Door de nevel kan ik net iets herkennen wat op Manhattan lijkt. Daar waar ik over vier maanden hoogstwaarschijnlijk, maar onvermijdelijk platzak rondwandel.
Zodra ik na mijn zeer relaxte vlucht (lees: drie stoelen pour moi) de Limanese aankomsthal binnenloop, kan ik opgelucht ademhalen. Pff, het mag er druk zijn, maar het is geen Delhi. Onze ervaringen daar afgelopen zomer en de verhalen die ik de afgelopen tijd over Lima had gehoord, hadden me best nerveus gemaakt. Gelukkig is het hier voelbaar meer ontspannen. Binnen enkele minuten zie ik een bordje uit de menigte opreizen: ‘Femke Treep’, dat ben ik. Ik kan het niet helpen, maar geheel op mijn gemak ben ik niet als ik in de taxi stap. De deuren gaan op slot en mijn tas mag niet naast mij op de bank, maar moet uit het zicht tussen mijn benen. Het ritje valt gelukkig alles mee: zo druk is het hier niet, er wordt tamelijk rustig gereden en anders is in ieder geval de temperatuur zeer aangenaam. Iedereen mag zeggen dat Lima druk en oud en vies is, maar als ze eens in Delhi geweest zijn zullen ze daar net als ik anders over denken. En na mijn eerste nacht in het hostel weet ik het echt zeker: er is geen enkele gelijkenis te vinden tussen Lima en de meest vreselijke stad daar in India. Het mag dan zo zijn dat ik in het rijkste en mooiste deel van deze Zuid-Amerikaanse stad zit, maar zo erg kan de rest dan toch niet zijn? Bovendien bevalt het mij nu prima om tussen de Burger Kings en Starbucks rond te lopen, eerst maar eens wenen aan de mensen, het Spaans, het wegzijn. De bezoeken die ik samen met anderen breng aan centro Lima en Barranco veranderen mijn beeld niet.
Na enkele zeer goeie dagen in Lima (inclusief een eerste surfles) komt de kriebel opzetten: ik wil op pad en neem de bus naar Huacachina. Hello pardise! Midden tussen de palmbomen en de zandduinen, midden in de woestijn, een laguna. En dat is het: een beetje water, een paar hostels en heel veel zand. Maar wat een gaaf landschap. Wanneer ik er met een sandbuggy doorheen rijdt, zo aan het eind van de dag met een laagstaande zon, krijg ik het gevoel dat ik in een achtbaan door de weides van poedersneeuw ga. Een dag later vind ik nog overal zand terug.
De paradijselijkheid van Huacahina kan mij echter maar kort vasthouden. Het is te klein, nog weer een rondje om het water is ook zo wat.
Samen met twee Duitse meisjes reis ik verder naar Arequipa waar ik mijn Spaanse lessen begin. Inmiddels heb ik best wat woorden opgepikt, maar er zijn nu al veel situaties waarin ik het een groot gemis vind dat ik de taal niet spreek. En dat alleen al in steden als Lima en Arequipa. Ik heb het gevoel dat er vaak mensen tegen mij praten, maar dat ik het niet in de gaten heb. Op het moment dat er een te schattig, tweejarig, Peruviaans jongetje om mij heen drentelt en mijn enorme waterfles optilt, wil ik zeggen hoe sterk hij is, maar ik kan niet meer uitbrengen dan ‘bueno’. Woehoe. Bovendien ben ik verrast door het aantal reizigers dat de Spaanse taal beheerst en dat dus ook met elkaar spreekt. Niet alleen zijn er veel reizigers vanuit andere Zuid-Amerikaanse landen, maar ook de backpackers uit andere delen van de wereld zijn goed voorbereid. Gelukkig kan ik daar goed op meeliften.
Inmiddels zitten mijn eerste twee dagen Spaanse les, van de voorlopig drie of vier, erop. Na een eenzaam dipdagje in een soort ‘partyhostel’ (iel, bah) in Arequipa, ben ik verhuisd naar het hostel waar mijn taalschool in gehuisvest is (toevallig, het hostel was gewoon heel leuk). Hier zit ik nu met een superleuk groepje waarvan bijna iedereen ook lessen volgt. Dit weekend staat de eerste trekking op de planning. De Spaanse lessen gaan goed, het is veel, maar begrijpelijk. Toen er vanmiddag een Peruaans mannetje op een bankje in het park hele verhalen aan mij vertelde (hij wilde mij in het Spaans Quecha gaan leren, ja fijn, maak het nog moeilijker), kon ik tenminste wat woorden opvangen en soms wat terug zeggen. Masomenos. De lessen laat ik hierna weer even voor wat ze zijn tot ik in Bolivia ben. Eerst maar eens verwerken wat ik tot nog toe geleerd heb.
Ik denk trouwens dat ik mijn plannen weer wijzig: ik was van plan via Chili naar Bolivia te gaan, maar de plek waar ik in Chili naar toe wilde is volgens velen wel mooi maar vooral muy, muy, muy turistico. Bovendien is Chili heel duur vergeleken met Bolivia en heb ik toch wel heel veel zin om meer tijd in Bolivia te hebben. Dus. He fijn, misschien bedenk ik mij morgen toch, of overmorgen, het kan allemaal.
Het reizen valt mij in alle opzichten mee, het alleenreizen al helemaal. Ik voel mij goed, veilig, ik geniet, heb het onwijs naar mijn zin en heb nauwelijks tijd om mij eenzaam te voelen. Maar goed, ik ben natuurlijk niet in India.